- vak
- {{vak}}{{/term}}1 [begrensd vlak] compartiment 〈m.〉⇒ case 〈v.〉2 [beroep] métier 〈m.〉3 [tak van wetenschap, bedrijf] discipline 〈v.〉 ⇒ 〈van bedrijf〉branche 〈v.〉4 [perk] parterre 〈m.〉♦voorbeelden:1 de vakken van een aktetas • les compartiments d'un porte-documentsde vakken van een schaakbord • les cases d'un jeu d'échecs〈pejoratief〉 vakken vullen • faire un travail simple comme bonjoureen bladzijde in vakken verdelen • quadriller une pageeen zoldering met vakken • un plafond à caissons2 een man van het vak zijn • être un professionnel3 taalkunde is mijn vak • la linguistique est ma spécialitéacht vakken in zijn pakket hebben • avoir un programme scolaire de huit matièreseen man van één vak • un spécialiste→ {{link=rot}}rot{{/link}}4 een vak rozen • un parterre de roses
Deens-Russisch woordenboek. 2015.